Het ontwerp voor een nieuwe invulling van het terrein van scheepswerf De Schelde, in Vlissingen houdt rekening met het specifieke karakter van ‘de plek’. Geprobeerd is om met de atelierwoning tegelijk een aanzet te geven voor een stedebouwkundige vernieuwing van Vlissingen, misschien zelfs van Zeeland. Als dat ergens mogelijk is, dan hier op het Schelde-terrein. Die scheepswerf is Vlissingen.
Het ontwerp is begonnen met de doorsnede van een schip. Schepen worden tegenwoordig in segmenten gebouwd. Op die manier ontstaat er tijdens de bouw telkens een doorsnede van het schip, precies zoals het getekend is. Tekening en werkelijkheid komen overeen. In de bouwkunst zie je dat nooit. Doorsnedes van een gebouw worden niet gerealiseerd. Je moet ze construeren in je hoofd. Het is en blijft een abstractie; de tekening geeft nooit de werkelijkheid weer.
Het woningontwerp bestaat uit ongeveer de helft van een scheepssegment. Dat moet je altijd kunnen ervaren. Daarom valt de gevel weg. Tenminste visueel. Bovendien zijn het twee huizen. De stad moet je delen. Als iemand een plek opeist voor zichzelf, valt de stad uit elkaar. Vlissingen is een stad, zij het op Zeeuwse schaal en vraagt dus om een stedelijke vorm van wonen. Ook als stedelijk hier iets anders is dan in de kern van de randstad.
Drie verkavelingsmodellen laten zien hoe dit tot stand komt.
Model een begint met grote blokken merendeels in u-vormen, waarbij de grote hofachtige lege ruimte gevuld zou moeten worden met tuinen, hetzij privaat, hetzij publiek. Daarbij zorgt de bebouwing voor straatwanden en ‘assen’ er voor dat het een gewoon stuk stad wordt en stedelijke begrippen als straat, wanden, pleinen, kruisingen, richting, maat, doorzicht e.d. niet genegeerd worden, maar juist aangegrepen worden om de stad op bijna klassieke wijze te ordenen. Zo krijgen de grote gebouwen van de scheepswerf die ik wil laten staan een nieuwe inbedding in een stedelijk structuur die overzichtelijk en begrijpelijk is.
Op de meest cruciale plekken staat een van mijn atelierwoningen. Ze zijn de naalden van de therapie. Dan volgt een versie met een veel hogere dichtheid. De u-vormige blokken worden vervangen door gesloten bouwblokken, veel kleiner van formaat en dicht op elkaar: de traditionele grote stadsverkaveling. Om dat te versterken is zelfs een eiland toegevoegd. Zo’n verkaveling lijkt onhaalbaar, behalve wanneer je een soort middenweg volgt en gaat kijken op welke – soms onverwachte – plekken je openingen moet maken om lucht te krijgen. Dan ontstaat ineens een totaal ander beeld: het derde model. Nog wel een tamelijk dichte blokkenstructuur, maar met onverhoedse verbindingen, doorlopen, pleintjes e.d. Dat noem ik ontspannen dichtheid of stedelijkheid.
De atelierwoningen vormen nu vaak aanleiding tot ingrijpen. In de blokken worden woningen gevlochten zoals de atelierwoningen, in de lengterichting van het blok (in plaats van dwars op de straat, zoals we gewend zijn), zodat iedereen profiteert van een mooie plek en er van twee zijden licht binnenkomt en dus ook naar minstens twee zijden uitzicht is.
Er bestaan geen balkons; alle vereiste buitenruimte wordt in het blok zelf gemaakt, soms voor meerdere woningen gezamenlijk. Alle blokken zijn evenhoog, namelijk vijf lagen van ongeveer 3 m. In de atelierwoningen gaat het om vier lagen van 3,6 m: In beide gevallen dus om 15 m. Dat is een mooie maat. Iets hoger dan in de 19e eeuwse gordel en ongeveer even hoog als het gemiddelde 17e eeuwse herenhuis. Maar een stuk hoger dan de gemiddelde twee-onder-een-kap woning.
Er moet dus wel gezocht worden naar andere woningtypes, zeker ook als je grondgebonden woningen wil blijven maken. Van de grote bestaande gebouwen komt er niet een beneden de 20 m; zij blijven dus steeds als relikwieën boven de massa uitsteken.
In de grote bestaande blokken wil ik grote funkties onderbrengen, misschien een Ikea in de machinefabriek, een museum of kantoor in het directiegebouw, een kunsthal in de timmerfabriek, een markthal in de loodsen op de kade bij de Walstraat, een school in de bedrijfsschool, enz. Daarbij aansluitend wil ik ook in de begane-grond van de blokken kleinere publieke ruimtes opnemen (een apotheek, een kinderdagverblijf, een groenteboer, een havenkantoortje voor de zeilers, een kroeg etc.): allemaal voorzieningen op buurtniveau.
Zo groeit een nieuwe, Zeeuwse stad uit het model voor een atelierwoning.
Johan de Koning
Op 16 mei 2001 is aan Johan de Koning de Lions Cultuurprijs 2001 uitgereikt. Gekoppeld aan deze prijsuitreiking is Johan de Koning gevraagd een ontwerp te maken voor een woonmoduul die als een netwerk naar behoefte is uit te breiden op het huidige terrein van de werf van de Koningklijke Schelde Groep.